Er was eens een Hunkemöller met een rij bij de kassa. Daarin stond ik, met Josje in mijn armen. De vrouw voor mij tikte op Josjes neusje, vast goedbedoeld. Josje was er echter niet van gediend. Ze wilde zich een weg uit mijn armen friemelen. Ik zag Josjes ongemak, maar gedragsmatig was ik bezig met de vrouw. Vriendelijk zijn. Glimlachen.
Pas achteraf, toen we weer thuis waren, besefte ik me dat ik had moeten zeggen dat Josje het niet fijn vindt als iemand op haar neusje tikt. Maarja, toen was het te laat! Waarom nam ik het niet voor Josje op?
Een stukje vertraagde informatieverwerking vrees ik. Ik heb heel vaak dat ik de woorden pas gevonden heb als de situatie allang voorbij is. Daarnaast heeft het te maken met mezelf wegcijferen. De gevoelens van een ander vind ik vaak belangrijker dan de mijne. Dus wil ik niet iemand op de vingers tikken waardoor die persoon onzeker wordt, boos of wat dan ook.
Maar als er één wezentje op deze aardbol belangrijk is, is dat Josje. Haar gevoelens vind ik veel belangrijker dan die van een vreemde mevrouw in een lingeriewinkel. Bovendien is Josje van mij afhankelijk. Ze zit aan een riem en kan niet weg. En.. ze kan niet praten. Dus moet ik wel degene zijn die de mond open doet. Dat doe ik de volgende keer dus wel.
Alles voor je kind hè.
Geef een reactie