Ik ben onderweg naar een afspraak voor vrijwilligerswerk. Van de parkeerplaats van rechts, vanaf een supermarkt, komt een vrouw recht op me af. Ik fiets rechtdoor op de weg. In mijn hoofd haal ik de verkeersregel tevoorschijn dat verkeer van rechts geen voorrang heeft als het om een uitrit gaat. “Vuile k*t,” zegt de vrouw terwijl ze tegen me aan fietst.
Ik had toch voorrang?
Au. Dat had ik niet zien aankomen. Ik had toch voorrang? Ik voel me dapper genoeg om te roepen dat zij uit een uitrit kwam, maar ik weet niet of ze het nog hoort. Want ik zei het toen ze al weer op weg was. Ik moest namelijk eerst nog bedenken of ik iets ging zeggen en wat. Dit hing af van of ik een fout had gemaakt of niet.
Als ik later mijn fiets wegzet, krijg ik bijna mijn fiets niet op slot vanwege mijn trillende handen. Ik mag niet huilen, want ik heb zo een gesprek voor vrijwilligerswerk bij het Autisme Informatie Centrum (AIC) in Tilburg. Eerder heb ik al een individueel gesprek gehad. Vandaag maak ik kennis met het hele team, dat eerst nog een vergadering heeft.
Help, ik had toch wel een afspraak?
In de wachtkamer ga op social media bevestiging zoeken van dat ik niet fout was. De verkeersregel is toch zoals ik dacht dat het was? Gelukkig krijg ik bevestiging. De onrust slaat over op het aankomende gesprek. Zal het wel op tijd klaar zijn, zodat ik op mijn tijdstip (13:00) kan lunchen? Moet ik een hand geven aan iedereen? Hoe lang zal het duren? Wat zal ik zeggen en wat niet? Gaan ze me aardig vinden?
Ik zou er tegen 12:30 zijn, maar als het 12:33 is, slaat de onzekerheid al toe. Was het wel vandaag en op dit tijdstip? Ik ben te onrustig om te lezen. Om 12:45 ben ik nog niet opgehaald, dus vraag ik aan de receptioniste of er niet nog een andere wachtkamer is. Die is er niet, dus loop ik terug. Ik mocht thee pakken, maar dat doe ik niet. Moet ik het kopje dan meenemen naar het gesprek? Krijg ik daar niet al thee?
Om 12:50 ga ik eten, want als het gesprek nog moet komen, kan ik zeker niet om 13:00 eten. Ik eet liever iets te vroeg dan te laat, want dan hoef ik er niet meer aan te denken. Binnen drie minuten prop ik twee boterhammen naar binnen. Mijn maaltijd kan in ieder geval niet meer onderbroken worden. Goed voor mijn spijsvetering zal het echter niet zijn.
Moe na het gesprek over vrijwilligerswerk
Om 13:00 word ik eindelijk opgehaald. De vergadering liep uit. Hadden ze dat niet even kunnen komen zeggen? Op de een of andere manier dacht ik dat er minstens tien mensen zou zitten, maar er zitten zeven vrouwen. Het is warm, dus er is blijkbaar hard vergaderd (of de verwarming staat heel hoog). Ik stel mezelf voor en de rest doet dat ook. De sfeer is prettig, dus dat is een geruststelling.
We bespreken wat mogelijke taken voor me zijn. Volgende week vrijdagochtend ga ik een beetje meekijken. Eerst de kat uit de boom kijken en dan kijken wat ik kan bieden en wat het AIC nodig heeft. Overprikkeld fiets ik naar huis, maar ik heb zin in mijn nieuwe vrijwilligerswerk. De drempel ben ik over en die vloekende vrouw parkeer ik maar ver van mijn hoofd.
Is dit enigszins herkenbaar?
Cécile
Heel herkenbaar! Ik ga je volgen!
Sam » Uitgesproken Woorden
Dapper dat je dit schrijft en met een blog begonnen bent. Succes ermee, ik ga vooral meelezen, if you don’t mind. Succes!
Mandy
Jeuj, mijn eerste reactie 🙂 Dankjewel en leuk dat je meeleest.