Trigger warning: deze blog gaat onder andere over zelfmoord.
Afgelopen week keek ik naar Strohalm; een documentaire over zelfmoord. Meer dan een half miljoen Nederlanders denkt jaarlijks langere tijd aan zelfmoord. Ik gelukkig niet meer, maar lange tijd was dat wel het geval. Ik was jong, maar voelde me al verwelkt. Daarom wilde ik niet meer leven. In mij groeide de overtuiging dat ik onkruid was en onkruid moet je wieden.
Geen aansluiting
Ik bleef actief aan alles deelnemen, want ik wilde zijn zoals mijn leeftijdgenoten. Ik voelde me echter altijd een buitenstaander; bij ballet, bij tennis, in iedere klas, op straat, … Nu weet ik dat ik autisme heb en kan ik mijn moeilijkheden met aansluiting plaatsen. Toen wist ik niet dat ik anders was en was ik vooral bezig om me aan te passen aan standaarden. In het gezin had ik de energie niet meer om me te voegen naar de omgeving en trok ik me terug op mijn kamer.
Ik schaamde me voor mezelf en kon me niet goed uitspreken, dus deelde ik mijn zelfhaat en doodswens niet. Ik schreef wel in mijn dagboeken over de zinloosheid en nutteloosheid van het leven en vooral van mijn leven. Omdat ik met niemand sprak over mijn doodswens, kon niemand me een ander perspectief geven. Dat is het grote nadeel van taboeonderwerpen. Contact kan levensreddend zijn.
In therapie
Ik was al een paar jaar in gedachten veel bezig met de dood, toen ik pas naar een psycholoog ging. Het was een verademing om te horen dat ik ziek was en dat wat ik voelde niet ‘hoorde’. Mijn doodswens was een symptoom van een depressie. Ik leerde om me uit te spreken, zodat alles niet explodeerde in mijn hoofd.
Ik kreeg veel therapie, maar ik bleef worstelen met het leven. Gedachten over de dood sloegen om in een obsessie, die sloeg weer om in plannen en die zelfs in enkele pogingen. Dan dacht ik dat ik voor de wereld toch alleen maar een last was. Het ging dus in fases. Na een mislukte poging dacht ik: ‘zelfs doodgaan kan ik niet, mislukkeling!’ Afgerond heb ik tien jaar rondgelopen met een doodswens, wisselend in intensiteit.
Ik wilde niet meer, ik wilde wel weer
Gelukkig leef ik nog en zie ik de toekomst positief tegemoet. Dat had ik nooit durven denken toen ik eens mijn grafsteen tekende in mijn dagboek. Ik probeer nu te zoeken naar wat bij mij past. Mijn autismediagnose heeft daarbij geholpen. Ik moet helemaal niet willen wat gemiddeld is en wat hoort. Ik kan niet leven met die druk. Logisch dat ik dood wilde toen ik alsmaar bezig was om ‘normaal’ te zijn.
Ik vind het leven nog steeds ingewikkeld, maar er zijn veel mooie dingen in mijn leven. Tijd om te bloeien, want jong en verwelken, horen niet bij elkaar.
Durf jij dit onderwerp te bespreken met de mensen om je heen?
1 Pingback